Waterputten ... Wat is wat
© |
Na de komst van de algemene waterleiding (omstreeks
1920/1925) verdween het gebruik van de gegraven waterput.
Het
geputte water werd voor talrijke doeleinden gebruikt: om te drinken, eten voor
te bereiden, voor de vaat, |
|
DRINKWATERPUTTEN IN LIMBURG
Om
in drinkwater te kunnen voorzien werden in vroeger tijden op plekken waar de
bevolking in aantallen
In Limburg werd vroeger op twee manieren een waterput gegraven:
HET BOUWEN VAN EEN DRINKWATERPUT IN MERGELGROND
Op
de uitgekozen plek werd in een vierkant eerst de bovenlaag (de löss)
verwijderd.
HET BOUWEN VAN EEN DRINKWATERPUT IN LEEM- EN GRINDLAAG
Men
maakte van zware eikenhouten planken een raamwerk (maat binnenwerk 1x1
meter). bron: H.W.A. Lemmerling † |
|
|
WAT IS WAT ??? bron: het MOT te Grimbergen (België)
|
Aker |
Zie emmer. |
||
Artesische put |
Watervoerende lagen die
voorkomen tussen twee slecht doorlatende grondlagen staan onder grote druk.
Indien tot deze lagen een put wordt gegraven en het water stijgt tot boven
het maaiveld, dan spreekt men van een artesische put met artesisch water.
Het verschil met een gewone put is dus dat het grondwater van een artesische
put uit zichzelf naar boven komt. |
Boomstamput |
Oud type waterput die
tot 1250 in gebruik was. Een uitgeholde boomstam (meestal eik) werd enkle meters in de grond gegraven. |
||
Borstwering |
Vorm van bovenbouw
aangebracht voor veiligheid. |
||
Bovenbouw |
Gedeelte van waterput
dat boven de grond zichtbaar is. De putrand en de putmond zijn er een onderdeel van. De bovenbouw dient o.a. voor de veiligheid, zodat men niet in de put kan vallen en om te vermijden dat oppervlaktewater het putwater kan vervuilen. Bovenbouw kan in verschillende materialen opgetrokken zijn en kan rond, vierkantig, … zijn. ![]() |
||
Emmer |
Putemmer-aker-borrevat
(houten wateremmer)-putketel. |
||
Emmerdreg |
Drie – of vierarmig
werpanker aan lang touw waarmee een in de waterput gevallen emmer kan worden
opgehaald.![]() |
||
Freatisch grondwater |
Het eerste grondwater
dat men tegenkomt als men een gat in de grond graaft. Waterputten worden
hiermee gevoed. |
||
Gemetselde put |
Type waterput van
gemetselde bakstenen (stenen taps toelopend bij een ronde putschacht). Deze putwand kan een hoge gronddruk weerstaan. Deze vorm is geschikt voor de aanleg van waterputten met een behoorlijke diepte. |
||
Katrol |
Houten schijf waar over
het puttouw of de putketting loopt. Aan het ene uiteinde hangt de emmer en
het andere part wordt ingehaald of gevierd. Soms wordt aan het ander
uiteinde ook een emmer gehangen, die dan als tegengewicht werkt.![]() |
||
Maaiveld |
Aanduiding voor de
hoogte van het grondoppervlak. Het niveau waarop we lopen. |
||
Ophaalwijze |
De manier om water uit
een put op te halen. De meest gebruikte manieren zijn de katrol, het windas,
de putwip en de pomp. |
||
Pal en palrad |
De pal valt tussen de
tanden van het tandrad (palrad) en belet het terugdraaien van de trommel.
Komt weinig voor. |
||
Plaggenput |
Type waterput die vanaf
1250 tot in de Middeleeuwen werd gebruikt. Een hout wagenwiel (zonder spaken) werd in de grond gegraven en op het wiel werden heideplaggen gestapeld. Men kon zo een grotere diepte bereiken dan met een boomstamput of een tonput en de de putschacht had een grotere diameter. |
||
Pomp |
Geplaatst boven een
waterput om water uit de put op te halen. Een zuigpomp wordt gevormd door
een cilinder waarin een mechanisch aangedreven zuiger op en neer wordt
bewogen om zo water te verplaatsen. |
||
Pomparm |
Hefboom om de zuiger in
de pomp op en neer te bewegen.![]() |
||
Put |
Zie waterput. |
||
Putafdekking |
Constructie waarmee een
waterput wordt afgedekt. Vormen zijn een putdeksel, een bolvormig gewelfje
met in de kruin de putmond, een ijzeren rooster, enz. |
||
Putdiameter |
Binnenmaat van de
putschacht. De diameter kan verschillend zijn ter hoogte van putbodem,
maaiveld en putmond. |
||
Putdiepte |
Diepte gemeten van het
maaiveld tot de putbodem. |
||
Puthaak |
Onderdeel van
verschillende ophaalwijzen. Hieraan wordt de emmer bevestigd. Vormen zijn:
veerhaak (met sluitende veer om het hengsel van de emmer), varkensstaart
(bij putwip), een karabijnhaak, enz. |
||
Puthuisje |
Gesloten of
halfgesloten dakgestel boven de waterput. |
||
Putkevie |
Gedecoreerd
smeedijzeren hek (of vlechtwerk) boven een putopening ter versiering.![]() |
||
Putmast |
Een naast de waterput
geplaatste paal van hout, metaal of beton (ook putmik genoemd) waar bovenop
een soort vork is bevestigd. In gebruik bij een putwip. |
||
Putmond |
Opening van waterput
waarrond de putrand is opgetrokken. De putmond kan rond of vierkant zijn. |
||
Putrol |
Zie trommel en windas. |
||
Putstenen |
Bakstenen die taps
toelopen, terwijl de breedste kop, soms ook de smalste kop, over de breedte
licht gebogen is. Dankzij deze lichte ronding kan men de putwand
cirkelvormig en in gesloten rij metselen.![]() |
||
Putstok |
Onderdeel van een
putwip. Een lange houten stok (soms touw of ketting). De putstok is
verbonden aan de putzwengel d.m.v. een ring of wartel. Aan de ring zit een
ketting van enkele schakels. De ketting is d.m.v. een ring en pen
vastgehecht aan de putstok. Aan het andere uiteinde van de stok is een
puthaak (varkensstaart) bevestigd, waaraan de emmer hangt. |
||
Puttouw |
Touw waaraan een emmer
hangt om water te putten. |
||
Putwater |
Al dan niet grondwater
opgehaald uit een waterput. Het water kan verschillende doelen hebben:
wassen, koken, drinken, … Het putwater kan getest worden op drinkbaarheid.
|
||
Putwiel |
Onderdeel van de
windas. Meestal een ijzeren wiel waarmee de putrol (of trommel) in beweging
wordt gezet om de emmer op- en neer te laten gaan in de putschacht. |
||
Putwip |
(Putgeerd). Een
ophaalwijze om water te putten met gebruik van het principe van een hefboom.
Opgebouwd uit vier hoofdbestanddelen: putmast, vork, zwengel en putstok.![]() |
||
Putzwengel |
Het hefboomgedeelte dat
een op- en neergaande beweging kan uitvoeren. In de zwengel wordt een
inkeping aangebracht waar deze op de vork steunt. Aan een zijde van de
zwengel is een tegengewicht aanwezig en aan het andere uiteinde hangt de
putstok en de emmer die de waterput ingaan. |
||
Schacht |
De opening van de
waterput begrensd door de putwand en reikende van putbodem tot putmond. Het
verlengde van de putschacht boven het maaiveld maakt deel uit van de
bovenbouw. |
||
Slinger |
Onderdeel van de
windas. Met de ijzeren slinger wordt de putrol (of trommel) in beweging
gebracht. De slinger steek in de zijkant van putrol en de vorm van het ijzer
is meestal vierkant of heeft kerven in het ijzer om niet dol te draaien. Het
andere uiteinde van de slinger is gebogen of geknikt. Vaak wordt i.p.v. een
slinger ook een putwiel gebruikt. |
||
Stokemmer |
De emmer is bevestigd
aan een lange houten steel. Met de stokemmer wordt water uit een waterput of
een sloot opgehaald.![]() |
||
Tonput |
Een type waterput
gebruikt in de Middeleeuwen. Een grote houten ton werd in de grond gegraven. |
||
Trommel |
Onderdeel van de windas
waar het touw of de ketting rond opgewonden wordt en die vaak d.m.v. een
slinger gedraaid wordt. Indien gebruik wordt gemaakt van een putwiel
(voorzien van kamraderen) is tegen de trommel een tandwiel aangebracht.![]() |
||
Vork |
(Gaffel). Onderdeel van
een putwip. Boven op de putmast is een vork in de vorm van twee houten of
metalen benen aangebracht. Op de vork rust de putzwengel. |
||
Wartel |
Draaibare schalm of
haak in of op het eind van een ketting die torsie vermijdt. Vaak in gebruik
bij een putstok van een putwip.![]() |
||
Waterpeil |
Hoogte van het water in
een waterput en gemeten van de putbodem tot de oppervlakte van het water. |
||
Waterput |
De waterput is een put
die men graaft of boort om grondwater te verzamelen. De put reikt tot het
freatische grondwater. Een waterput bestaat uit een ondergronds (schacht) en
een bovengronds gedeelte (bovenbouw) en een ophaalmiddel. De vorm van de
schacht kan rond, ovaal, vierkant of rechthoekig zijn. De breedte en de
diepte van waterputten kunnen variëren.![]() |
||
Watervoerende laag
|
Geologische laag die
voldoende poreus en doorlatend is voor een belangrijke grondwaterstroming of
voor onttrekking van een aanzienlijke hoeveelheid grondwater. |
||
Welput |
Type waterput die reikt
tot in de grondwaterspiegel. De put is opgebouwd uit in een cirkel gestapelde kleine bakstenen. De stenen fungeren als een filter waar het grondwater tussendoor de putschacht in stroomt. |
||
Windas |
Algemene term voor een
werktuig om een last verticaal (soms horizontaal) te verplaatsen. De trommel
(of putrol) draait d.m.v. een slinger of putwiel om zijn as om een touw of
ketting op te winden en de wateremmer op en neer te laten gaan in de
putschacht. |
||
Zinkput |
Gemetselde waterput die
men door ontgraving doet zinken, telkens nadat een gedeelte is opgemetseld. |
||
Zinkring |
Ring of kader in hout,
ijzer of beton gebruikt om onder de fundering van een waterput te leggen.
Soms werd hier een karrenwiel voor gebruikt. Een waterput die op deze wijze
is gemaakt, wordt een zinkput genoemd. |
||
Zwengel |
Zie slinger, putwiel,
putzwengel of pomparm. |