|

De Taterstein en de
waterput (ca 1930)
Omdat
deze ca 5000 kg zware steen het "verkeer" hinderde is hij eind 19e eeuw
begin 20e eeuw onder de grond verdwenen.
Bij graafwerkzaamheden in 1910 werd hij weer opgegraven maar spoedig hierna
heeft men hem weer in de grond laten verdwijnen.
Omstreeks 1920 werd de steen bij graafwerkzaamheden definitief blootgelegd.
Geen ketting of kabel was sterk genoeg om de steen te kunnen dragen en hem
daarna te vervoeren.
De steen staat nu op een betonnen voet in de nabijheid van de
oorspronkelijke vindplaats ("aan de Taterstein" / hoek
Kelderstraat-Kuiperstraat).
De openbare waterput is na de komst van de waterleiding uit het straatbeeld
verdwenen.
Over de
steen en de herkomst hiervan zijn vele gedichten en verhalen geschreven.
Een van de verhalen die in vroegere tijden de ronde deden was, dat in Stein
langs de Maas een oude ruige volksstam
"de Taters" zou hebben gewoond met een eigen geheimtaal (het Taters).
Zij zouden de voorvaderen van de latere bokkerijders zijn geweest.
In het door de Maas gevormde moerasgebied was bijna geen landbouw mogelijk.
Om de schoorsteen toch nog een beetje rokend te houden staken zij 's nachts
de Maas over om daar op rooftocht te gaan.
Voor de nachtelijke tochten kwamen ze eerst bijeen bij deze grote steen en
de hoofdman
stond dan bovenop de steen en sprak zijn bendeleden in het "Taters" toe. |